(Fantine:) Eens toonden mannen Zich je vriend, Met de stem aangenaam, Met het woord jou behangend. Eens was de liefde groots en blind En de wereld een lied En het lied klonk uitdagend. Maar op een dag Ging alles mis. Mijn droom, De hemel was nog blauw En mijn bestaan Vol hoop en leven. Een liefde die nooit sterven zou. En God die alles zou vergeven. Toen was ik jong en onbevreesd. Nog niet van werkelijk Doordrongen Het leven was een zorgeloos feest De wijn geproefd Het lied gezongen. Maar de tijger in de nacht Gromt als ingehouden donder Als hij hoop aan stukken scheurt En jouw droom tot schande maakt Een zomer heb ik hem geloofd Hij sliep naat mij 't Was als een wonder Hij heeft mij Van m'n jeugd beroofd. 't Werd herfst, ik ben alleen ontwaakt En in mijn droom haalt hij zijn bruid Nog steeds wil ik hem alles geven Niet alle dromen komen uit Niet iedere storm Kun je overleven Mijn droom zo anders dan de hel, Waain ik ben gedoemd te leven, Waarin geen enkele hoop Meer gloort. Het leven heeft Mijn droom vermoord.