Zij hield heel veel van kleuters en van dieren
En van de vogels in het veld
En zij vond dat je alles moest delen
En dat ik alleen maar leefde voor mijzelf
In haar dagboek kom ik niet meer voor
Er zijn jonge jongens met ringen in een oor
Ik zei jouw dwaze lijf is alleen van mij
En dat was iets dat zij niet begrijpen kon
Haar schim staat elke nacht
Weer voor mijn deur
Ze vraagt mij of ze binnen komen kan
Ze bestaat niet en toch ruik ik haar geur
De geur van zure melk en oude honing
Kom binnen
Kom binnen
Kom binnen
Kom binnen